Het kabinet heeft op 26 april 2023 een pakket aan klimaatmaatregelen gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2023. Onderdeel van dit pakket is een verhoging van de gastarieven en een verlaging van de elektriciteitstarieven van de Energiebelasting, die voor 1,2 Mton extra emissiereductie moeten zorgen. Die reductie lijkt onhaalbaar met de tarieven uit de Voorjaarsnota. Door de tarieven voor de kleinverbruikers niet te verlagen, wordt de reductie wel haalbaar. De extra lasten daarvan kunnen worden gecompenseerd door verhogen van de belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting.
Onderzoek tariefwijzigingen op basis van vijf varianten
In deze studie is onderzocht wat de CO2-impact in 2030 kan zijn van de tarieven uit het Voorjaarspakket en van vier alternatieve varianten. De effecten van verschillende varianten zijn bepaald ten opzichte van het vastgesteld en voorgenomen beleid met energieprijs-prognoses uit de Klimaat- en Energieverkenning (KEV 2023). In vier van de vijf de varianten wordt rekening gehouden met een nieuwe eerste schijf. Voor elektriciteit zijn de tarieven van de energiebelasting in schijven 3 en 4 verlaagd naar € 0,03/kWh in alle varianten. De tarieven voor aardgas zijn gegeven in Tabel 1.
Tabel 1 - Tarieven energiebelasting aardgas per schijf, 2030, EUR2023 per m3 (Tarieven in geel zijn lager dan in het Basispad, tarieven in blauw zijn hoger)
* De extra inkomsten worden gebruikt om de algemene belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting te verhogen. Het gaat om een verhoging van ongeveer €120 per aansluiting per jaar.
Conclusies
De tarieven voor de energiebelasting uit het Voorjaarspakket 2023 leiden volgens de modellering tot een emissiereductie van 0,4 tot 0,7 Mton. Bij deze tariefstructuur lijkt de emissiereductie van 1,2 Mton dus niet haalbaar. De emissiereductie is het hoogst in de industrie en landbouw (glastuinbouw) door tariefverhogingen in de nieuwe schijven 3 en 4.
Het is moeilijk om veel additionele emissiereductie te behalen in combinatie met een tariefsverlaging in de nieuwe eerste schijf. Bij kleinverbruikers leidt deze tariefstructuur namelijk tot minder vraagreductie en minder substitutie dan bij ongewijzigd beleid. Door het gelijktrekken en fors verhogen van de tarieven in de nieuwe eerste en tweede schijf, ligt een emissiereductie van 1,2 Mton wél binnen de bandbreedte van de modelberekening (Variant 1). Door deze aanpassing te compenseren met een verhoging van de belastingvermindering per elektriciteitsaansluiting, blijven de gemiddelde lasten voor huishoudens gelijk.
Emissiereductie van de vijf varianten
De berekende effecten op de emissiereductie in het middenprijspad zijn gegeven in Figuur 1.
Figuur 1 – Emissiereductie per variant, middenschatting prijzen KEV, kton, 2030*
* Exclusief mogelijke substitutie glastuinbouw.
** Inclusief publieke sector.
In de Varianten 2a en 2b wordt de schijfgrens van de nieuwe eerste schijf op 1.200 m3 gezet in plaats van 800 m3. Dit leidt ertoe dat bij huishoudens de emissies toenemen ten opzichte van het referentiepad, met name in Variant 2b waar het tarief in de eerste schijf fors lager is dan in de referentie.
In Variant 3 wordt de minste emissiereductie bereikt in de landbouw en industrie.
In Variant 3 worden de tarieven in de nieuwe schijven 3 en 4 minder ver opgehoogd dan in de andere varianten. De totale emissiereductie in deze variant is 0,1–0,3 Mton.
Het behalen van emissiereductie in de praktijk
De daadwerkelijke effecten zijn van veel factoren afhankelijk, waaronder prijsfluctuaties, de beleidsreferentie en elasticiteiten. Daarnaast moet aan bepaalde randvoorwaarden worden voldaan om de gewenste emissiereductie te realiseren. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om capaciteit op het elektriciteitsnet, beschikbaarheid van personeel, aanwezigheid van infrastructuur en mogelijkheden om gedrag (verder) aan te passen. Deze randvoorwaarden moeten in beleid worden gewaarborgd om de beoogde emissiereducties te kunnen realiseren. Daarnaast kunnen er ook in de glastuinbouw substitutie-effecten optreden bij de verschillende varianten (zie paragraaf 2.4).
Vanwege deze onzekerheden over de effecten in de praktijk, is het belangrijk om de tarieven regelmatig te herijken en niet vast te leggen voor een lange termijn.
Omdat ook ontwikkelingen in bijvoorbeeld energieprijzen onzeker zijn, moeten de prognoses hier regelmatig op worden aangepast. Om toch duidelijkheid te geven voor een langere termijn, kan gestuurd worden op het prijsniveau van energie voor eindgebruikers door middel van een minimumprijs.
Het rapport is te downloaden via https://ce.nl/wp-content/uploads/2023/09/CE_Delft_230255_Aanpassingen_energiebelasting_voor_extra_emissiereductie_Def.pdf
Contactpersoon is Katja Kruit,