Tegen 2020 moeten alle milieuonvriendelijke subsidies in de EU zijn afgebouwd. Een studie voor de Europese Commissie bevat een staalkaart van dergelijke subsidies, met voorbeelden en suggesties om tot een succesvolle hervorming te komen.
De Europese Commissie heeft in haar 'Stappenplan voor efficiënt hulpbronnengebruik in Europa', dat in 2011 werd gepubliceerd, het streven geuit dat tegen 2020 milieuonvriendelijke subsidies zullen zijn afgebouwd. Om de lidstaten te ondersteunen bij de verwezenlijking van dat streven hebben IEEP, IVM en Ecologic Institute in opdracht van het Directoraat-Generaal Milieu van de Commissie een studie uitgevoerd. Daarin is gekeken naar een 30-tal voorbeelden van subsidies, gespreid over sectoren en lidstaten. Tien daarvan waren subsidies die al zijn afgeschaft, of zodanig hervormd dat ze minder milieuonvriendelijk zijn geworden.
Wat vooral opvalt is dat bij veel (impliciete of expliciete) subsidies een ingebouwde evaluatie ontbreekt. De vraag of de (oorspronkelijke) doelstelling van een subsidie nog steeds relevant is, en of met de subsidie aan een efficiënte realisatie van die doelstelling wordt bijgedragen, wordt lang niet altijd gesteld. Zo valt bijvoorbeeld het handhaven van gereduceerde btw-tarieven voor voedsel en drinkwater niet goed te rechtvaardigen vanuit het argument dat daardoor de huishoudens met de laagste inkomens beter in hun eerste levensbehoeften kunnen voorzien. Opmerkelijk detail: de allerarmste EU-lidstaten hanteren deze subsidie niet.
De mate waarin potentieel milieuschadelijke subsidies ook daadwerkelijk slecht zijn voor het milieu is niet altijd eenvoudig te bepalen. Veel hangt immers af van de definitie van de 'subsidieloze' referentiesituatie, van de prijselasticiteit van het gesubsidieerde product, en van de vraag in hoeverre er ander beleid wordt gevoerd waarmee de milieuschade wordt beperkt. Maar op sommige terreinen, met name voedsel en transport, is het milieueffect onmiskenbaar. Wat Nederland en België betreft is een evident voorbeeld van een milieuschadelijke subsidie de fiscaal gunstige behandeling van de 'auto van de zaak'. Het negatieve milieueffect wordt daarbij ondermeer veroorzaakt doordat een lease-auto meestal groter is dan de auto die de werknemer anders zou hebben gekocht en doordat daar meer mee wordt gereden. Opmerkelijk genoeg wordt aan deze subsidie in de PBL-notitie uit 2011 over milieuschadelijke subsidies in Nederland nauwelijks aandacht besteed.
De huidige noodzaak voor de EU-lidstaten om hun overheidsfinanciën te saneren kan een mooie aanleiding zijn om milieuschadelijke subsidies serieus aan te pakken. Daarbij zullen de nodige obstakels overwonnen moeten worden. In de studie worden diverse suggesties gedaan die het hervormingsproces kunnen vergemakkelijken. Daartoe behoren ondermeer:
- een open en transparant proces;
- laten zien dat er betere manieren zijn om de doelstelling van de subsidie te bereiken;
- wegnemen van vooroordelen en mythes;
- leren van ervaringen elders;
- zo nodig zorgen voor compensatie en overgangsmaatregelen voor degenen die erop achteruitgaan.
Het rapport (met casestudies in een bijlage) kan worden gedownload van de website van DG Milieu. Inlichtingen: Frans Oosterhuis, IVM, e-mail: Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..