Kleinschalige opwekking van elektriciteit door huishoudens en coöperaties is in opkomst. Een onderzoek naar de vraag of dit per saldo maatschappelijke baten oplevert laat zien dat dit voor windenergie wel het geval is, maar voor zonne-energie (nog) niet. Zonne-energie levert echter wel meer (lokale) werkgelegenheid op en kent minder ruimtelijke inpassingsproblemen.
Decennialang stimuleren overheden de productie van duurzame energie al, vanwege de maatschappelijke baten. Productie van duurzame energie vindt niet alleen "centraal" plaats door middel van bijvoorbeeld parken met windmolens. Ook burgers produceren steeds vaker duurzame elektriciteit voor eigen gebruik (decentraal). Zij verenigen zich in lokale energiecoöperaties en houden zich bijvoorbeeld bezig met de collectieve inkoop van zonnepanelen, de in- en verkoop en de productie van duurzame energie. Het aantal initiatieven stijgt snel en varieert tussen 150 en 300. Hun aandeel in de totale hernieuwbare energieproductie in Nederland is met enkele procenten nog zeer bescheiden. Bovendien ontbreekt een goed beeld van de maatschappelijke effecten van een dergelijk vorm van elektriciteitsproductie.
Vanwege de opkomst van deze burgerinitiatieven en lokale energiebedrijven groeit de behoefte aan dit inzicht. Arcadis heeft in samenwerking met Rebel Group en Oprit Duurzaamheid in opdracht van VNG een maatschappelijke kosten-batenanalyse uitgevoerd van een situatie waarin de helft van de Nederlandse huishoudens vanaf 2020 voor eigen gebruik duurzame elektriciteit produceert. Gegeven het verwachte elektriciteitsgebruik van huishoudens van 90 Peta Joule Elektrisch (PJe), of wel 25 miljoen MWh in 2020 (ECN, 2010), spreken we dan over een 'eigen productie' van 12,5 mln. MWh.
Omdat lokale initiatieven en burgers hoofdzakelijk gebruik maken van zonne- en windenergie is het onderzoek gericht op de effecten van deze opwekkingsvormen op de markten voor productie, verkoop en distributie van elektriciteit.
Met name elektriciteitsproductie met windenergie verhoogt de welvaart op nationaal niveau. Tegenover de maatschappelijke kosten van bijna €40 miljard (contante waarde), investeringen, vergroting onbalans, verzwaring netwerken, etc. staan ruim € 47,5 miljard aan gemonetariseerde baten. Deze bestaan uit de waarde van de opgewekte elektriciteit, leveringszekerheid, vermeden CO2-emissies en energiebesparing. Het windenergie-alternatief heeft een baten-kostenverhouding van 1,20.
Opwekking van duurzame elektriciteit door middel van zonne-energie verhoogt de welvaart per saldo (nog) niet. Door het beperkte aantal vollasturen zijn veel grotere investeringen noodzakelijk om in de elektriciteitsbehoefte van de huishoudens te voorzien. Daarnaast zijn de kosten voor beheer en onderhoud en het voorkómen van onbalans in het elektriciteitsnetwerk ruim het dubbele van die in het windenergiealternatief. Het zonne-energiealternatief heeft, afhankelijk van de variant, een negatieve netto contante waarde die varieert van € 5,5 tot € 8,5 miljard. De baten-kostenverhouding komt uit voor dit alternatief daarmee uit op ongeveer 0,90.
Naast de monetair gewaardeerde effecten, zijn in het onderzoek ook kwalitatieve effecten opgenomen, zoals ruimtelijke inpassing en sociale cohesie. Daarnaast is afzonderlijk aandacht besteed aan werkgelegenheid en de fiscale effecten.
Windenergie is weliswaar financieel rendabeler (onder voorwaarde van continuering van de huidige SDE+-regeling), maar kent een groot nadeel ten aanzien van ruimtelijke inpassing als gevolg van met name geluid- en zichthinder. Zonne-energie is minder rendabel in monetaire termen, maar kent geen of veel lagere ruimtelijke inpassingsproblemen. Het effect op de (lokale) werkgelegenheid is ook veel groter dan bij investeringen in windenergie. De lokale acceptatie en daarmee het tempo van verduurzaming van de elektriciteitsvoorziening kan via zonne-energie sneller verlopen dan bij een strategie uitsluitend gericht op de inzet van windenergie. Een alternatief waarbij beide opwekkingsvormen de helft van de decentrale duurzame elektriciteitsproductie voor hun rekening zouden nemen leidt tot licht positief resultaat. Deze uitkomst bevestigt op hoofdlijnen het strategische belang van een gebalanceerde combinatie van zon en wind omwille van een evenwichtige mix van financieel en maatschappelijk rendement.
Op basis van dit onderzoek kan worden verwacht dat vanaf 2014, met de invoering van een apart energiebelastingtarief, een verdere groei van lokale duurzame energie en van lokale energiebedrijven kan plaatsvinden. De in het regeerakkoord aangekondigde korting op de energiebelasting voor collectieve initiatieven zal samen met de SDE+ en EIA, tot een versterking van initiatieven op het gebied van energiebesparing en duurzaam renoveren leiden.
Maar de groei van het aantal initiatieven en hun productie kan ook groter zijn dan de vernieuwde opzet van de belastingwetgeving aan kan. Er zal voor de lange termijn dus mogelijk naar nieuwe (fiscale) instrumenten moeten worden gezocht om de financiering van de stimulering van lokale duurzame energie mogelijk te maken. Een mogelijkheid is het verruimen van de doelgroep kleinverbruikers met midden- en grootverbruikers, zodat meer opbrengsten van de Energiebelasting beschikbaar komen voor subsidies aan duurzame energie. Dat vraagt ook van de landelijke politiek een open en creatieve instelling.
Het rapport is te vnden op: www.vng.nl/files/vng/20130129_eindrapportage_mkba_def.pdf. Contactpersonen voor meer informatie: Ron Vreeker (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.) of Jeroen Klooster (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.).
Op www.energieactueel.nl/kosten-en-baten-van-lokale-energie-initiatieven/ is een kritisch commentaar van Pieter Boot van het PBL te lezen. De reactie daarop van de auteurs van de studie staat hier: www.energieactueel.nl/reactie-op-column-pieter-boot/.
Referentie
ECN, 2010, Referentieraming energie en emissies 2010-2020, ECN (ECN-E-10-004).