Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Nieuw Nederlandstalig studieboek milieueconomie

'Milieu en milieubehoud. Economische benadering', geschreven door Aviel Verbruggen en Steven van Passel, biedt een inleiding tot de economische benadering van milieuvragen en de aansluitende beleidsaanpak. De auteurs behandelen de belangrijkste aspecten, met vernieuwende bijdragen zoals: verduidelijking van de inhoud van duurzame ontwikkeling, weergave van de kosten-batenafweging met afzonderlijke aandacht voor de publieke en de privésferen en verklaring van de EU-emissiehandel.


Handreiking financiering duurzame energieprojecten waterschappen

Dit rapport bevat aanbevelingen voor waterschappen rond financiering van duurzame energieprojecten. Procesmatige en evaluatie-aspecten worden besproken. De methoden om rentabiliteit te berekenen (terugverdientijd, netto contante waarde, interne rentevoet en ‘life cycle costs’) en de gebruikte voorbeelden gaan uit van de financiën van de waterschappen zelf en zijn dus niet gebaseerd op maatschappelijke kosten-batenanalyse.


Adoptie van en weerstand tegen energiebesparingsmaatregelen

Mark Olsthoorn is op 29 juli j.l. gepromoveerd aan de Grenoble École de Management op het proefschrift "Yes, but no: adoption and rejection of demandside energy innovations". Het proefschrift verkent adoptie en weerstand tegen adoptie van maatregelen op het gebied van vraagsturing en energie-efficientie in de industrie-, handel en diensten- en huisvestingssectoren.

Het proefschrift is te downloaden via: https://www.researchgate.net/publication/307575463_Yes_but_no_adoption_and_rejection_of_demand-side_energy_innovations_Introduction


Index voor Duurzame Economische Welvaart (ISEW) voor Vlaanderen, 1990-2014

In opdracht van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) heeft de Universiteit Gent een actualisering uitgevoerd van de Index voor Duurzame Economische Welvaart (ISEW) voor Vlaanderen. De ISEW wordt berekend als het verschil tussen de baten en de kosten van economische activiteiten. De kosten van economische activiteiten die binnen de ISEW worden meegenomen hebben betrekking op het verlies van ecosysteemdiensten: enerzijds door de degradatie van de leefomgeving (water- en luchtverontreiniging, klimaatverandering en de aantasting van de ozonlaag) en anderzijds door de uitputting van natuurlijk kapitaal. De ISEW voor Vlaanderen toont dat de duurzame economische welvaart per capita in de regio ongeveer even sterk toenam in de bestudeerde periode 1990-2014 als het Bruto Regionale Product (BRP) per capita. In deze periode nam de ISEW/capita toe met 27,4 %, terwijl het BRP/capita toenam met 31,9 %.


Versnellen van de energietransitie vergt forse investeringen en zorgt voor BBP-groei

Een recent rapport van McKinsey toont aan dat het mogelijk is om in Nederland de CO2-emissies drie tot vier keer sneller te verminderen dan tot nu toe is gerealiseerd. Het nemen van de juiste maatregelen  leidt niet alleen tot CO2-reductie, maar kan bovendien gunstige effecten voor de Nederlandse economie hebben. Voorbeelden van potentieel aantrekkelijke gebieden om in te investeren zijn: elektrisch transport, duurzame gebouwen, offshore wind, innovatie in energie-opslag en transport, transformatie van de zware industrie, en innovatie in koolstofafvang en -opslag.


Keuzes voor schonere brandstoffen in Afrikaanse huishoudens

Op 13 september is Bianca van der Kroon aan de VU gepromoveerd op het proefschrift 'Climbing the African Energy Ladder'. Daarin heeft ze met behulp van keuze-experimenten het brandstofgebruik voor koken in Afrikaanse huishoudens onderzocht. Er blijkt geen sprake te zijn van een simpele lineaire 'ladder' waarbij steeds schonere technieken worden gebruikt naarmate het inkomen stijgt. Huishoudens streven vooral naar een brede 'portfolio' van brandstoffen, waarin naast 'moderne' energiedragers als LPG ook traditionele biomassa zoals hout en houtskool een rol blijft spelen. Dit heeft implicaties voor beleid dat zich richt op de verspreiding van 'schone' kooktoestellen.


Effecten van een circulaire economie op ontwikkelingslanden

Op 17 mei heeft het PBL een workshop gehouden over de effecten van een circulaire economie in de EU en Nederland op ontwikkelingslanden. Het verslag van deze workshop is onlangs verschenen. Beangrijkste bevindingen:

  • De effecten kunnen zowel positief als negatief zijn, afhankelijk van het specifieke product en de specifieke context.

  • Om de effecten te kunnen beoordelen is een systeembrede benadering nodig, waarbij de hele keten en alle stakeholders worden betrokken, en moet met scenarioanalyses worden gewerkt.

  • Samenhang en synergie in het beleid vergt vroegtijdige toepassing van effectbeoordeling. Ontwikkelingslanden kunnen anticiperen op mogelijke negatieve effecten door een beleid van 'groene groei', wetgeving en handhaving.

  • Om een helder beeld te krijgen van de potentiële effecten van specifiek beleid is een onderzoeksagenda nodig met aandacht voor de omvang van mogelijke 'reboundeffecten', lessen die geleerd zijn uit bestaande processen, de voorwaarden waaronder de effecten positief kunnen zijn, en scenario-ontwikkeling.


Arme en kwetsbare bevolkingsgroepen onvoldoende beschermd tegen overstromingen

Huidige kosten-batenanalyses van investeringen in hoogwaterbescherming zijn veelal gebaseerd op te beperkte definities van risico en maatschappelijke welvaart, waarbij geen recht gedaan wordt aan het brede sociale welvaartsbegrip zoals dat in de economische welvaartstheorie is beoogd. Deze analyses pakken te nadelig uit voor arme en kwetsbare bevolkingsgroepen die daardoor onvoldoende beschermd worden, vooral in ontwikkelingslanden. Dit stelt Jarl Kind (Deltares) in recent onderzoek samen met VU-IVM, dat gepubliceerd is in WIREs Climate Change.


Geldstromen naar natuur en landschap

De afgelopen 15 jaar is er veel veranderd in het Nederlandse natuurbeleid, zoals de decentralisatie en de herijking van het natuurnetwerk. Het PBL onderzocht of deze ontwikkelingen hebben geleid tot veranderingen in de geldstromen naar natuur. De uitgaven lijken niet fors te zijn gedaald. Wel zijn er forse verschuivingen in de geldstromen. Het onderzoek richt zich op de periode tussen 1999 en 2013, waarbij voor de jaren 2003 en 2013 de meest gedetailleerde data beschikbaar zijn. Naast de generieke analyse van de geldstromen is voor 4 natuurorganisaties een gedetailleerde vergelijking gemaakt van de inkomstenbronnen in 2013 ten opzichte van 2003. Het gaat om Natuurmonumenten, de Provinciale Landschappen, Vogelbescherming Nederland en Wereldnatuurfonds. In 2013 bedroegen de uitgaven voor natuur en landschap in Nederland zo’n € 901 miljoen ofwel € 54 per Nederlander of 0,14% van het BBP. De beschikbare middelen voor natuur- en landschapsbeheer zijn in de periode 2003-2013 ongeveer op hetzelfde niveau gebleven. Ongeveer 55% van de directe uitgaven aan natuur en landschap werd in 2013 gedaan door de overheid. Dit is zelfs 75% als we ook de indirecte uitgaven meerekenen van de overheid aan natuurorganisaties en bedrijven. Van de publieke partijen is de Rijksoverheid de grootste financier, al vond door de decentralisatie wel een verschuiving plaats richting provincies. Ook in de bestemming van het geld vonden verschuivingen plaats. Het aandeel van het geld voor inrichting en beheer nam toe van 40% in 1999-2003 naar 50% in 2011-2013. De uitgaven voor verwerving van nieuwe natuurgebieden daalden gestaag, van € 307 miljoen in 2000 naar € 57 miljoen in 2013. De 4 onderzochte natuurorganisaties hadden alle in 2013 meer te besteden dan in 2003. De terreinbeherende organisaties hebben in die periode ook beduidend meer grond in hun bezit gekregen. De samenstelling van de inkomsten is echter veranderd en inkomsten uit contributies en donaties zijn gestegen, zeker voor de niet-terreinbeherende organisaties WNF en Vogelbescherming.


Versnelling Duurzame Veehouderij

De Commissie Duurzame Veehouderij van de Sociaal-Economische Raad heeft eind oktober onder voorzitterschap van kroonlid Ed Nijpels een advies uitgebracht over versnelling van een duurzame veehouderij. De noodzakelijke versnelling van de verduurzaming van de veehouderij is alleen mogelijk indien er krachtige regie, maatwerk en passende financiering komt. De Nederlandse veehouderij is een wereldspeler van betekenis. De sector levert, mede door een sterke exportpositie, een belangrijke bijdrage aan onze economie en werkgelegenheid en is internationaal toonaangevend waar het gaat om innovatiekracht en het ontwikkelen van nieuwe kennis. Tegelijkertijd staat de economische positie van een grote groep veehouders onder zware druk, onder meer vanwege lage (wereld)marktprijzen voor hun producten. Bovendien veroorzaakt de sector forse milieudruk en risico’s voor de gezondheid van mensen en het welzijn van dieren.


Een nieuwe kijk op de waarde van reistijd

Onderzoek laat zien dat zowel woon-werk als zakelijke reizigers de reistijd in het openbaar vervoer gebruiken als werktijd, en als tijd om te ontspannen en genieten van de reis. Het openbaar vervoer en, zodra de zelfrijdende auto op de markt komt, de auto bieden een groot potentieel aan maatschappelijke baten in de vorm van productief en aangenaam aan te wenden reistijd. Maar deze maatschappelijke baten van reiscomfort blijven vaak onderbelicht in maatschappelijke kosten-batenanalyses (MKBA’s) wat zijn weerslag kan hebben op investeringsbeslissingen van infrastructuurprojecten. In een recente notitie wordt een nieuwe praktische toepassing beschreven om veranderingen in reiscomfort voor treinreizigers te waarderen, uit te drukken in geld en mee te nemen in de MKBA.

 

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat