Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hebben onderzoek gedaan naar de rol van de financiële professional bij ondernemingen bij het proces van monitoring en rapportering van de CO2-uitstoot. Die rol blijkt vooralsnog beperkt te zijn.

Op 12 december 2015 werd in Parijs de UN Climate Change Conference afgesloten. Deze conferentie leidde tot afspraken tussen de ruim 170 deelnemende landen om substantiële reducties in de CO2-uitstoot te realiseren. Dit werd gezien als een belangrijke doorbraak die – door sommigen emotioneel – werd gevierd. Onderdeel van de afspraken is dat de betrokken landen op de kortst mogelijke termijn hun uiterste best zullen doen om de CO2-uitstoot daadwerkelijk te (doen) reduceren. Dit laatste geeft aanleiding tot de vraag: hoe weten we nu dat op enig moment daadwerkelijk de gewenste reducties zijn gerealiseerd? Om die vraag te beantwoorden kan gebruik worden gemaakt van het – reeds jaren in diverse disciplines toegepaste – principe Plan Do Check Act. De deelnemende landen kunnen deze cyclus op nationaal niveau inrichten en dan schakelen met de nationale ondernemingen die CO2-reductiedoelstellingen dienen te formuleren en de realisatie daarvan overeenkomstig te monitoren. De doelstellingen dien dan zodanig te zijn gesteld, dat geconsolideerd het nationale niveau wordt gerealiseerd. Dat is een soort van ideale situatie. Maar om nationale doelen te realiseren zal een vergelijkbaar proces moeten worden ingericht.

Om de CO2-uitstoot door ondernemingen adequaat te monitoren en rapporteren is door Greenhouse Gas Protocol een model ontwikkeld. Dit model gaat uit van drie verschillende scopes (oorzaken van CO2-uitstoot). Onder scope 1 rapporteert de onderneming de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door directe inzet van fossiele brandstoffen (verbranding van gas, olie of kolen). Onder scope 2 rapporteert de onderneming haar elektriciteitsverbruik. De CO2-uitstoot wordt daarbij gedaan door de energieproducent, maar wordt beïnvloed door de afname van elektriciteit. Onder scope 3 rapporteert de onderneming de CO2-uitstoot die wordt veroorzaakt door de inkoop van diensten en goederen. Een treffend voorbeeld is de CO2-uitstoot door de inkoop van extern transport.

Sedert 2005 is een specifieke groep ondernemingen in de EU verplicht om hun CO2-uitstoot te rapporteren en te participeren in de EU Emission Trading Scheme (EU ETS), een digitale beurs waar ondernemingen rechten kopen of verkopen al naar gelang zij in het verslagjaar meer of minder CO2 hebben uitgestoten dan zij op basis van hun vergunning mogen. Dit betreft dan ondernemingen of inrichtingen die elk jaarlijks grote hoeveelheden CO2 uitstoten, veelal grote ondernemingen.

De Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) hebben onderzoek gedaan naar de rol van de financiële professional bij ondernemingen bij het proces van monitoring en rapportering van de CO2-uitstoot. De gedachte achter dit onderzoek is de opvatting dat de zogenaamde financiële kolom beschikt over de vaardigheden, technieken en infrastructuur om gegevens te verzamelen en om te zetten in bruikbare informatie. Het feit dat dit de achter ons liggende tientallen jaren voornamelijk om financiële informatie is gegaan, hoeft ondernemingen er niet van te weerhouden om deze professionals ook voor de verwerking/bewerking van dit type niet-financiële informatie in te zetten. Middels een survey is aan accountants in business (financiële professionals) een aantal vragen voorgelegd omtrent hun betrokkenheid bij beleidvorming, monitoring en rapportering van CO2-uitstoot bij de onderneming waar zij werkzaam zijn. De uitkomsten van dit onderzoek zijn in februari 2018 uitgewerkt in een publicatie van de NBA onder de titel ‘CO2 staat nog nauwelijks op de financiële agenda’. De meest in het oog springende uitkomsten uit dit onderzoek zijn de volgende.

Bij de helft van de ondernemingen waar de respondenten werkzaam zijn is CO2 onderdeel van beleid. Echter bij een derde van de ondernemingen wordt CO2 in formele bijeenkomsten besproken en bij 28% van de ondernemingen wordt de CO2-uitstoot daadwerkelijk gemeten. Dit betreft dan vooral de grote ondernemingen waarvan een groot deel valt onder de EU ETS (zie hiervoor).De motivatie van ondernemingen om over te gaan op de monitoring van de CO2-uitstoot vindt zijn oorsprong in een variëteit aan achtergronden, waarbij druk vanuit belanghebbenden het hoogste scoort. Opvallend daarbij is, dat de respondenten vaker kiezen voor 'overige belanghebbenden' (zonder specificatie) in plaats van een keuze voor de leveranciers, werknemers en consumenten. Van de financieel professionals is slechts 8% echt bij het CO2-beleid en de monitoring betrokken, terwijl circa 80% aangeeft wel betrokken te willen zijn.

Belangrijke aanbevelingen op basis van dit onderzoek betreffen de noodzaak van beleid bij ondernemingen op het gebied van CO2-reductie, maar ook de bijbehorende opleidingen en de noodzaak van (desnoods verplichte) registratie door ondernemingen.


Prof. dr. D.A. (Dick) de Waard RA MA (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.) is als hoogleraar Auditing verbonden aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast is hij als bijzonder hoogleraar MVO verbonden aan de Faculteit Sociale en Economische Wetenschappen van de University of Curaçao dr. Moises da Costa Gomez. Het besproken rapport is hier te vinden. 

 

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat