Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

In de transitie naar een circulaire economie (CE) staat de ontwikkeling van indicatoren centraal, bijvoorbeeld om overheden de weg te wijzen naar doeltreffende beleidsacties. Door de voortgang naar de CE te meten op het niveau van invulling van maatschappelijke behoeftes wordt het mogelijk om meer directe feedback te leveren. Bij wijze van voorbeeld wordt een preliminaire uitwerking van indicatoren voor mobiliteit voorgesteld.

De transitie naar een circulaire economie ligt al geruime tijd onder de aandacht van beleidsmakers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Stilaan verschijnen er ook getallen om de voortgang weer te geven: zo was er recent nog de claim dat de wereld momenteel 9% circulair is, met de boodschap dat er nog een hele weg te gaan is. Dat tonen ook cijfers van macro-indicatoren zoals de materialenvoetafdruk en de koolstofvoetafdruk steevast aan. Tegelijk vinden er vele niche-ontwikkelingen plaats: autodelen heeft al een plekje veroverd in het straatbeeld, er duiken repaircafés en verpakkingsvrije winkels op, en volgens sommige krantenartikels gaan de jongere generaties uit van het adagium ‘delen is het nieuwe hebben’ of varianten daarop. We vinden dan getallen terug met sterk stijgende aantallen lidmaatschappen bij autodeelbedrijven, startende circulaire initiatieven die alle suggereren dat de transitie booming is op micro-niveau. Maar hoe is het nu werkelijk gesteld met deze transitie? En hoe kan het beleid gericht stappen ondernemen om de transitie verder in goede banen te leiden? Dit artikel bouwt verder op een eerdere publicatie in de Nieuwsbrief

Bij nader onderzoek blijkt dat zowel macro- als micro-indicatoren ongeschikt zijn om aan een overheid directe feedback te geven: de macro-indicatoren bewegen te traag en de micro-indicatoren zijn te beperkt in scope en nemen geen systeemeffecten mee. Dit is een situatie die wel vaker voorkomt bij het monitoren van thema’s zoals duurzaamheid, biodiversiteit en de toestand van ecosystemen: elk van dergelijke monitors combineert informatie vanop verschillende niveaus om de link tussen acties, resultaten en effecten beter weer te geven. Voor het monitoren van de circulaire economie zijn we uitgegaan van het feit dat producten best bekeken worden vanuit de functie die ze invullen. Op een hoger meetniveau vertrekken we van het invullen van maatschappelijke behoeftes, zoals mobiliteit, huisvesting of voeding door middel van producten en materialen. Het in kaart brengen van het verbruik ervan laat toe om de voortgang naar de circulaire economie te monitoren op een manier zodat er dieper inzicht wordt verschaft dan louter vanuit de economie-brede indicatoren die reeds in gebruik zijn, en tegelijk de link wordt gelegd naar concrete producten en diensten op het micro-niveau, waar de transitie al zichtbaar is (Figuur 1). Deze insteek gaat in eerste instantie uit van consumptie – immers, we kunnen ons geen transitie naar een circulaire economie voorstellen zonder dat de invulling van onze behoeftes met producten en diensten drastisch zou veranderen. Bovendien staat consumptie aan het einde van de keten van stappen die hiervoor nodig is, en laat tegelijk een licht schijnen op die hele keten.

Figuur 1: meten van de voortgang naar de circulaire economie op verschillende niveaus.


Concreet in het systeem mobiliteit zou een indicatorenset er als volgt kunnen uitzien (Figuur 2). Dit is een eerste voorstelling die vooralsnog enkel inzoomt op personenwagens, en naderhand uitgebreid en vervolledigd zal worden na een grondige screening van alle beschikbare data. In eerste instantie brengen we de totaal afgelegde hoeveelheid kilometers in beeld, als weergave van de ingevulde behoefte. We zien vervolgens dat deze behoefte ingevuld wordt met alsmaar meer wagens (toename van 10% over de laatste zeven jaar) en dat die wagens niet intensiever noch efficiënter gebruikt worden (gemiddeld aantal kilometer per jaar en bezettingsgraad stagneren of lijken eerder te dalen). Ook de hoeveelheid ingezamelde End-of-Life voertuigen is flink gedaald. Het enige lichtpunt vanuit circulaire economie is de toegenomen efficiëntie van de toegepaste recyclageprocessen. In het algemeen zien we dus eerder een beweging weg van de circulaire economie, en de monitor schetst een beeld van alsmaar meer wagens die vaak stilstaan en onderbezet zijn, en de waarde ervan bij End-of-Life wordt onvoldoende gecapteerd. Met betrekking tot de circulaire economie is er dus nog werk aan de winkel.

Figuur 2: draft versie van de CE monitor voor het behoeftesysteem mobiliteit in Vlaanderen.

Met betrekking tot de verdere ontwikkeling van deze monitor zijn er twee conclusies. Vooreerst moeten we nadenken hoe we betere en meer data kunnen capteren. Immers, voor voertuigen zijn er relatief veel data omdat elke transactie gepaard gaat met administratieve stappen. Dat is heel wat anders wanneer het bijvoorbeeld zal gaan over huishoudtoestellen. Daarnaast sluit deze manier van meten aan bij het concept van planetaire grenzen door in absolute zin ons verbruik van materialen en de impact ervan in kaart te brengen, eerder dan de (te) positieve relatieve scores die doorgaans gepubliceerd worden. In onze visie is circulaire economie een set van strategieën om behoeften in te vullen met minder materialen en impacten, en dit willen we tot uiting laten komen in onze manier van meten.


Meer info via ce-center.be of rechtstreeks de link naar het volledige artikel (open source).