Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Op 18 mei j.l. heeft Staatssecretaris Vijlbrief van Financien een groot aantal rapporten naar de Kamer gestuurd met 'Bouwstenen voor een beter belastingstelsel'. Een van die rapporten gaat over 'Fiscale vergroening en grondslagerosie'. Invalshoek bij die studie is de zorg over het langzaam eroderen van de huidige opbrengsten van groene belastingen vanwege de transitie naar een minder fossiel afhankelijk energiesysteem. Het rapport schetst een palet aan fiscale hervormingsopties om enerzijds bij te dragen aan die transitie maar anderzijds ook te komen met nieuwe grondslagen die met name ook het milieu en de natuur ten goede komen. 

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek naar fiscale vergroening en grondslagerosie zijn:

  • Milieubelastingen leveren een bijdrage aan de benodigde opbrengsten voor de financiering van overheidsbeleid (opbrengstmotief). Milieubelastingen dragen daarnaast bij aan het beter beprijzen van externe milieukosten. Dit wordt fiscale vergroening genoemd: het beginsel “de vervuiler betaalt”. Door externe kosten, zoals bijvoorbeeld de maatschappelijke kosten van vervuiling, een prijs te geven zullen consumenten en producenten de gevolgen voor het milieu beter meewegen in hun beslissingen. Op die manier wordt marktfalen gecorrigeerd en kunnen milieubelastingen welvaartsverhogend werken (corrigerend motief).
  • Naast het beprijzen van milieuvervuilend gedrag kan de fiscaliteit worden gebruikt om milieuvriendelijk gedrag te belonen. Dit wordt ook wel aangeduid als ‘groene fiscale subsidies’. Dergelijke maatregelen vergen een extra kritische afweging. Immers waar beprijzing in het verlengde ligt van het hoofddoel van belastingheffing, het genereren van opbrengst, geldt voor groene fiscale subsidies juist dat ze ten koste gaan van de belastingopbrengst. Basisprincipe is dat positieve stimuleringsmaatregelen zouden moeten worden vormgegeven als subsidie aan de uitgavenkant van de begroting.
  • Bij het overwegen van fiscale vergroeningsmaatregelen om milieudoelen te bereiken of externe kosten te beprijzen is het daarnaast belangrijk om een dergelijke maatregel af te zetten tegen mogelijke andere instrumenten. Naast belastingen kunnen ook met normering, emissiehandel en subsidies dergelijke doelen worden bereikt. In het rapport staat fiscaal vergroeningsbeleid centraal. Maar dat wil dus niet zeggen dat fiscale vergroening altijd de beste oplossing is voor de uitdagingen op milieugebied.
  • De internationale context speelt vaak een belangrijke rol bij het overwegen van beleidsopties voor fiscale vergroening. De klimaatproblematiek is grensoverschrijdend en de markten waarin de externe milieukosten ontstaan houden vaak niet op bij de landsgrenzen. Hier is ook sprake van een politieke weging. Moet Nederland voorop lopen in het beprijzen van CO2-uitstoot en daarbij het risico accepteren dat bedrijvigheid en uitstoot zich deels kunnen verplaatsen over de grens? Of moet Nederland bij een weglekrisico alleen gaan voor internationale maatregelen die een dergelijke weglek niet hebben?
  • In verschillende sectoren worden externe kosten nog onvoldoende in de prijs tot uitdrukking gebracht. Waar bij bijvoorbeeld het energieverbruik van huishoudens en bij automobiliteit al wel sprake is van substantiële beprijzing is de beprijzing van externe kosten in een aantal andere sectoren zoals de industrie, de landbouw en de lucht- en scheepvaart beperkter.

In het rapport zijn door het ministerie van Financiën in samenwerking met de ministeries van EZK, LNV, I&W en BZK verschillende opties voor verdere fiscale vergroening in kaart gebracht. De opties zijn bekeken aan de hand van de volgende aspecten: mate van verbetering van beprijzing van externe kosten, economische effecten (inclusief weglekeffecten), milieueffecten, budgettaire gevolgen, juridische houdbaarheid, uitvoerbaarheid en administratieve lasten.

Op basis van de weging van die aspecten zijn de maatregelen ingedeeld in categorieën:

  1. Vergroeningsmaatregelen die in de afweging aan de hand van de beoordelingscriteria worden beoordeeld als beleidsoptie voor verdere fiscale vergroening.
  2. Vergroeningsmaatregelen die de potentie hebben om te worden beoordeeld als beleidsoptie in het afwegingskader, maar waarvan de effecten, de technische uitwerking of de beoordeling of de fiscaliteit het geëigende middel is nader onderzoek of onderbouwing vergen om te komen tot een oordeel.
  3. Vergroeningsmaatregelen die zijn bekeken en in de afweging aan de hand van de beoordelingscriteria afvallen als beleidsoptie voor verdere fiscale vergroening.

De indeling en uitwerking van de maatregelen heeft plaatsgevonden naar de huidige stand van kennis. Wanneer op een later moment meer kennis wordt opgedaan bijvoorbeeld door middel van onderzoek kan een maatregel in een andere categorie belanden. De beleidsambtenaren hebben zich ingespannen om de weging zo objectief mogelijk te maken. In het rapport wordt de beoordeling van de maatregelen transparant gemaakt. Dit zodat ook de politiek zijn weging kan maken. 


Klik hier om de studie 'Fiscale vergroening en belastingerosie' te downloaden.