Deze website gebruikt analytische cookies om inzicht te krijgen in de populariteit van de aangeboden artikelen (webstatistieken). Persoonlijke gegevens van bezoekers worden niet vastgelegd.

Voor het werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie 2019-2023 (ministerie van IenW en PBL) heeft CE Delft onderzoek gedaan naar een methode om het concept waardebehoud in de circulaire economie te operationaliseren en een plek te geven in de monitoring. De focus lag op het vinden van een economische indicator voor waardebehoud, niet een integrale indicator die ook andere effecten meet (zoals milieuimpact en leveringszekerheid). In de studie zijn verschillende indicatoren ontwikkeld. Uit de analyse blijkt dat er niet één allesomvattende indicator is die aan alle eisen voldoet om waardebehoud te meten voor alle circulaire strategieën op de R-ladder.

Binnen de circulaire economie is waardebehoud een belangrijk concept, omdat het vanuit milieukundige overwegingen en steeds schaarser worden van grondstoffen vaak belangrijk is om grondstoffen te behouden in de economie en deze steeds zo hoogwaardig mogelijk in te zetten. Momenteel worden hoeveelheden grondstoffen en hergebruik en recycling van grondstoffen wel gemeten, maar de waarde van grondstoffen en het behoud van waarde zijn nog weinig in beeld.

In de studie is gezocht naar een economische indicator voor waardebehoud. De scope is daarmee meer ingeperkt dan waardebehoud zoals dat wordt onderzocht binnen het platform Circulaire Bouw ‘23 en programma Circulaire Maakindustrie. Deze kijken naast economisch waardebehoud ook naar functioneel en technisch waardebehoud. Ook gaat het niet om een integrale indicator die ook andere effecten meet (zoals milieuimpact en leveringszekerheid); door te focussen op waardebehoud in economische termen worden dubbeltellingen en overlap met andere indicatoren zoveel mogelijk voorkomen. De positie van waardebehoud in de circulaire economie is weergegeven in onderstaande figuur.

Figuur: Waardebehoud in de circulaire economie (bron: PBL; TNO; CBS, 2019). 

De figuur laat zien dat in de circulaire economie grondstofstromen zoveel mogelijk behouden dienen te blijven, niet alleen in hoeveelheden, maar ook in de waarde ervan. Aangenomen wordt dat hiermee ook milieu-impacts geminimaliseerd en leveringszekerheid gemaximaliseerd worden, maar op dit moment is nog onbekend hoe groot de correlatie is tussen waardebehoud en milieudrukvermindering en leveringszekerheid. Voor energie-onzuinige producten, waarvan schonere modellen op de markt komen, hoeft waardebehoud bijvoorbeeld niet per definitie tot milieuwinst te leiden (zie kader).

Uit berekeningen van CE Delft voor Milieu Centraal in 2012 is gebleken dat de optimale milieukundige levensduur van een koelkast zeven jaar bedraagt. Voor een koelkast van ouder dan zeven jaar, is vervangen gunstiger dan behoud van de koelkast, omdat de energiezuinigheid tijdens gebruik van de nieuwere koelkast milieukundig opweegt tegen het materiaalverbruik voor de productie ervan. Wel is dit onderzoek alweer acht jaar oud; de optimale milieukundige levensduur kan op dit moment hoger zijn, omdat de energiewinst van nieuwe modellen ten opzichte van huidige modellen mogelijk minder groot is dan een aantal jaar geleden.


Ook recyclingprocessen die een hoge materiaalwaarde opleveren, kunnen veel energie kosten en daarom milieukundig toch relatief slecht scoren. Daarbij is het belangrijk om te beseffen dat waardebehoud een tijdscomponent kent. Waarde wordt in de economie meestal uitgedrukt in euro’s of andere munteenheden. Het geeft weer hoeveel iemand over heeft voor een product of dienst. Bij de vraag in hoeverre een product zijn waarde behoudt, gaat het erom wat de verandering is van de waarde over een bepaalde tijdsduur. Met meer grip op waardebehoud kan in de toekomst worden onderzocht wat de relatie is met de effecten van de circulaire economie.

Waardebegrippen en praktische toepasbaarheid

Een economische indicator voor waardebehoud moet aan verschillende eisen voldoen:
- met de indicator dienen verschillende soorten cycli van de R-ladder te worden beoordeeld;
- er moet een onderscheid gemaakt worden tussen hoog- en laagwaardig hergebruik/ recycling;
- de indicator dient stabiel en regelmatig updatebaar te zijn;
- de indicator is toepasbaar op micro- en macroniveau.

In het onderzoek is een selectie van mogelijke indicatoren en methodes gemaakt op basis van de voor- en nadelen van de indicatoren, en deze zijn vervolgens toegepast op een aantal cases. Daarbij is in beeld gebracht hoe iedere methode in de praktijk uitwerkt door scores op de waarde-indicatoren te berekenen.

Waardebehoud kan op verschillende manieren worden bepaald. Het kan gaan om meer algemene trends in de economie: hoe verandert de waarde van producten door veroudering en afschrijving door de jaren heen? Of meer specifiek gekoppeld aan circulaire activiteiten: hoe verandert de waarde van producten en materialen door bijvoorbeeld een reparatie, of hoe verhoudt de waarde van materiaalopbrengsten van recycling zich tot de restwaarde van het product voor recycling?

Om waardebehoud te meten zijn de volgende waardebegrippen in de economie verder onderzocht:
- Verandering marktprijs - De marktprijs is mede gebaseerd op de betalingsbereidheid en dus waarde die consumenten, bedrijven of overheden ergens aan toekennen. Hoe dichter de dagwaarde (= marktprijs tweedehands product) van een product of van bijvoorbeeld recyclaat in de buurt ligt van de nieuwwaarde (= marktprijs nieuw product), hoe minder deze is afschreven en hoe meer sprake er is van waardebehoud.
- Levensduur - De levensduur geeft weer hoe lang een product meegaat en hoe lang een product zijn waarde behoudt. In deze studie wordt met de term levensduur bedoeld de periode totdat een product volledig is afgeschreven (en de dagwaarde is gedaald tot de restwaarde van een product). De levensduur kan daarmee ook iets zeggen over het jaarlijkse waardebehoud van producten. De levensduur kan los van circulaire activiteiten worden gemeten (wat is de levensduur van producten in de Nederlandse economie?), maar ook gekoppeld aan een circulaire activiteit (hoe verandert de levensduur van een product door bijvoorbeeld een reparatie?).
- Bruto toegevoegde waarde - De bruto toegevoegde waarde geeft weer hoeveel waarde in een economie wordt toegevoegd aan ingekochte grondstoffen en diensten (het zogenaamde intermediaire verbruik). Dit zou kunnen worden gezien als een positief waardebehoud: een product wordt meer waard als circulaire activiteiten, zoals reparatie, een positieve toegevoegde waarde hebben. Ook recycling kan een toegevoegde waarde opleveren, als de waarde van materiaalopbrengsten groter is dan de restwaarde van het product dat ter recycling wordt aangeboden en de kosten van energie, hulpstoffen en opwerking.
- Kosten-batensaldo - Het kosten-batensaldo geeft weer in hoeverre een circulaire activiteit rendabel is. Op basis van een kosten-batenafweging nemen bedrijven en consumenten beslissingen om al dan niet over te gaan tot een circulaire strategie. Deze indicator wijkt behoorlijk af van de voorgaande drie, omdat deze ook rekening houdt met de kosten van een circulaire activiteit. De indicator geeft weer hoe de baten van waardestijging/waardebehoud zich verhouden tot de middelen die ingezet moeten worden om het waardebehoud te bewerkstelligen (kosten). Een activiteit die tot veel waardebehoud of waardestijging van een product leidt (bijv. door een reparatie), maar ook duur is, kan daarom toch slecht scoren op kosten-batensaldo. Andersom kan een heel goedkope circulaire activiteit met weinig waardebehoud, wel positief scoren op kosten-batensaldo. De indicator maakt daarom vooral inzichtelijk of waardebehoud vanuit een economisch perspectief zinvol is.

Deze waardebegrippen zijn als indicatoren toegepast op verschillende cases (boormachine, wasmachine, smartphone, laptop, tweezitsbank, koelkast) om de praktische toepasbaarheid en voor- en nadelen te bepalen. Ook is onderzocht of de indicatoren op macroniveau uitgewerkt kunnen worden.

Resultaten

De cases lieten zien dat er niet één allesomvattende indicator is die aan alle eisen voldoet om waardebehoud te meten voor alle circulaire strategieën. Op microniveau kunnen zowel de marktprijs, levensduur, bruto toegevoegde waarde als kostenbatensaldo uitgewerkt worden, maar iedere indicator heeft zijn eigen voor- en nadelen. Op macroniveau lijken vooral de bruto toegevoegde waarde-indicator en levensduurindicator praktisch het meest geschikt om waardebehoud te meten.

De bruto toegevoegde waarde wordt op dit moment al gemeten door het CBS; een levensduurindicator zou hier een hele nuttige aanvulling op kunnen zijn. Bij de bepaling van de toegevoegde waarde is de afbakening tussen circulaire en niet-circulaire activiteiten een belangrijk aandachtspunt; op dit moment is door het CBS een praktische afbakening gekozen, maar discussie hierover blijft nodig. Activiteiten die niet circulair zijn, kunnen immers ook een hoge toegevoegde waarde genereren, waardoor bij een verkeerde afbakening een vertekend beeld kan ontstaan van de toegevoegde waarde van circulaire activiteiten in de economie.

De levensduurindicator is een goede aanvulling, mede omdat de afbakeningskwestie tussen circulair en niet circulair minder speelt. De levensduur kan immers voor alle producten in de economie worden gemeten en onderling vergeleken, zonder dat een onderverdeling nodig is tussen wel of niet-circulaire activiteiten. Zo is de levensduur van mobiele telefoons (2-4 jaar) veel korter dan van analoge telefoons die vroeger in gebruik waren (8 jaar). Dit soort trends in de economie zijn moeilijk meetbaar met de toegevoegde waarde-indicator op nationaal niveau, terwijl ze wel heel belangrijk zijn om te bepalen hoe snel spullen worden afgeschreven en in hoeverre producten hun waarde behouden in de economie. Een combinatie van de levensduurindicator en toegevoegde waarde-indicator zou dit kunnen ondervangen. Trends in levensduur worden op dit moment nog niet periodiek gemeten, maar zijn wel heel belangrijk in de circulaire economie. Alhoewel de bepaling van de levensduur complex is, liet dit onderzoek zien dat het met behulp van afschrijvingslijsten van verzekeraars praktisch wel mogelijk lijkt om een levensduurindicator te ontwikkelen (analoog aan de inflatie).

In dit onderzoek is nog niet de vraag beantwoord in hoeverre de indicatoren voor waardebehoud iets zeggen over de doelen van de circulaire economie (minimaliseren milieu-impacts en maximaliseren van de leveringszekerheid van kritieke materialen) en of het dus ook zinvol is voor bijvoorbeeld een overheid om te sturen op een indicator voor waardebehoud. Er kan een grote correlatie zijn tussen waardebehoud en milieuwinst en behoud kritieke grondstoffen, maar er zijn uitzonderingen (zoals eerder vermeld). Om de relatie met de beoogde effecten van de circulaire economie te leggen, zouden de externe milieukosten opgenomen kunnen worden in de waarde-indicator. Deze nadere uitwerking vergt echter vervolgonderzoek.


Inlichtingen: Geert Warringa, CE Delft (Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken.). Het rapport is te vinden op de website van CE Delft.

Ga direct naar alle artikelen over:

nME icon overheid groot 3d4

Overheid

nME icon bedrijfsleven2 groot

Bedrijfsleven

nME icon onderzoek groot

Onderzoek

nME icon opinie2 groot

Opinie en debat